Wie de gierzwaluw nog wil zien, moet goed opletten, want deze vogel vertrekt eind juli, begin augustus weer uit Nederland. Vogelaar en ecoloog Camilla Dreef vertelt je deze maand over deze kleine, zwarte, behendige vogel.

Hoe herken je de gierzwaluw?

Vaak hoor je ze wel. Ze kunnen met z’n allen behoorlijk schreeuwen, maar om ze goed te kunnen bekijken scheren ze vaak net te snel voorbij. Ze zijn helemaal donker, met een lichte keel en dankzij hun sikkelvormige vleugels zijn ze snel en wendbaar in de lucht: echte luchtkunstenaars.

Kijktip

De grootste kans om deze snelle donkere vogel met zijn sikkelvormige silhouet te spotten is op plekken waar nu veel muggen zijn. Ze verzamelen zich daar om veel insecten te eten voor hun vertrek uit Nederland. In de buurt van water zijn ze nu zeker te zien en te horen!

Stadsvogel

De gierzwaluw zie en hoor je vaak in de stad. Ze broeden van mei tot en met juli onder dakpannen, in kieren en gaten in muren, maar ook in nestkasten of -stenen. En het leuke is dat ze elk jaar weer dezelfde broedplek opzoeken.

Leefwijze

Bijzonder is dat ze in grote groepen leven en ook samen broeden. Ze broeden met soms wel 30 stelletjes tegelijk. Daarnaast is het natuurlijk fenomenaal dat ze hun hele leven vliegend doorbrengen. Ze eten en paren, met dezelfde partner, zelfs in de lucht. Ze komen alleen aan de grond om te broeden.

Broeden

De donkere kleine vogels broeden twee tot drie witte eieren uit. Na ongeveer drie weken komen de jongen uit het ei en krijgen ze eten van hun vliegende ouders. Het kan voorkomen dat ze dagen alleen moeten blijven, omdat hun ouders op wel meer dan 1000 kilometer afstand eten zoeken. Dat overleven de jongen, omdat hun lichaamstemperatuur dan daalt en ze in een soort winterslaap raken.

Status

We weten niet goed hoe het gaat met de gierzwaluw, omdat ze altijd vliegen, weinig aan de grond komen en daardoor moeilijk te tellen zijn. Wat we wel weten is dat door stadsvernieuwingsprojecten in de jaren ’60 van de vorige eeuw, veel broedgelegenheid verloren is gegaan. Geschat wordt dat in Amsterdam, waar zich destijds de grootste kolonie van West-Europa bevond, nog circa 20% van de aantallen over is ten opzichte van die tijd. Gelukkig kijken gemeentes nu steeds vaker of er standaard bij nieuw te bouwen woningen en bij renovatieprojecten neststenen en kasten kunnen worden ingemetseld.